Wijsgerige Ethiek. Hoofdvragen, discussies en inzichten
Auteurs: Govert den Hartogh, Frans Jacobs en Theo van Willigenburg
Uitgever: Uitgeverij Damon 2013
VOORWOORD
FILOSOFIA wordt in klassieke teksten afgebeeld als een vrouw, soms een hoogbejaarde dame, soms een jeugdige schoonheid, met in haar handen een scepter en een stapel boeken. Soms heeft de afgebeelde figuur enorme proporties (haar hoofd steekt in de hemel), maar altijd zijn in haar rijke (doch gescheurde!) gewaad allerlei tekens geweven, met als meest opvallende een π (pi) op de borst of halskraag en een θ (thèta) op de onderste zoom of op de kraag bij haar rechterhand. Soms zijn π en θ verbonden door een ladder.
De betekenis van de letters gaat terug op de aristotelische indeling van de wijsbegeerte in praktische filosofie (praktikè) en theoretische filosofie (theoretikè). Praktische filosofie omvat ethiek, sociale filosofie en politieke theorie. Theoretische filosofie omvat, globaal gesproken, de metafysica en de kenleer. Daarnaast onderscheidt Aristoteles de zogenaamde ‘artes liberales’ (de ladder), waaronder onder meer de logica en de retorica begrepen zijn.
Ethiek is sinds de oudheid een van de kernvakken van de wijsbegeerte, maar wat onder ethiek verstaan wordt en werd is niet eenduidig. Voor Aristoteles en zijn tijdgenoten was ethiek de filosofische reflectie op het ‘goede leven’: wat maakt een menselijk leven goed, waardevol of zelfs ‘perfect’?
Tegenwoordig verstaan we onder ethiek de reflectie op de wijze waarop wij met elkaar dienen om te gaan of meer in het algemeen hoe we dienen te handelen ten opzichte van iedereen die dit handelen betreft. Goed leven is vooral goed samen-leven, met elkaar, met vriend en vreemde en – dat besef is nog maar zeer recent – met de levende en niet-levende natuur om ons heen. Wat zijn we elkaar (en onszelf) in ons doen en laten verschuldigd? Weliswaar werd deze vraag in de oudheid geenszins veronachtzaamd, maar vanaf de zeventiende eeuw werd het antwoord op die vraag steeds meer losgekoppeld van theorieën over de waardevolheid of het doel van een mensenleven.
De vraag waartoe wij moreel verplicht zijn werd een zelfstandig onderwerp van filosofische reflectie. Wat moeten we doen? Hoe dienen we te handelen? Welke houding dienen we aan te nemen? Welke emoties zijn gepast? Waar kunnen we iemand verantwoordelijk voor houden?
Dat zijn normatieve vragen; vragen die niet gaan over wat het geval is, maar over wat het geval zou moeten zijn. Ethiek is de wijsgerige discipline die de betekenis en achtergrond van zulke vragen bestudeert en nadenkt over mogelijke antwoorden. Daarbij is onmiddellijk ook de vraag aan de orde of zulke antwoorden wel bestaan en, als ze bestaan, waaraan die antwoorden hun autoriteit of zeggingskracht ontlenen.
Wie of wat bepaalt wat moreel juist, goed, verboden of toegestaan is? En kunnen we wel antwoorden vinden zónder na te denken over wat een leven goed of zinvol maakt?
In wijsgerige reflectie telt alleen de helderheid van de analyse (wat bedoelen we eigenlijk met ‘moreel’ juist?), de kracht van argumenten (welke redenen hebben we om iets goed of af te keuren?) en de overtuiging die uitgaat van een samenhangend inzicht (waar berusten die redenen op en hoe moeten we ze wegen?). Ethiek is een argumentatievak. Geen ‘argumentatie’ in de zin van een debatingwedstrijd of een kritiekloze uitwisseling van opvattingen (‘Ieder zijn mening’). In dit boek laten we zien dat je op morele vragen antwoorden kunt geven die klóppen en antwoorden die níét kloppen. Daarmee is niet gezegd dat het eenvoudig is om te onderscheiden wat klopt en wat niet klopt. We zullen zien dat alleen een diepgaand en gedetailleerd onderzoek naar posities en argumenten ons op het spoor kan brengen van hoe het ‘echt’ zit.
In die speurtocht gaan we niet over één nacht ijs. We zetten zwaar geschut in. We putten uit het gedachtegoed van de grootheden uit onze ideeëngeschiedenis. We gaan te rade bij hedendaagse discussies in de filosofische vakliteratuur. We laten ons informeren door de ‘state of the art’ in het debat over het karakter van het ‘morele’, over de reikwijdte van verplichtingen, de betekenis en de oorsprong van waarden, de grondslag van principes (zoals principes van rechtvaardigheid), de aard van morele motivaties en de verhouding tussen emoties en ratio.
In dit boek worden moeilijke argumenten en technische uitweidingen niet geschuwd. De lezer maakt kennis met de laatste inzichten in het vak. Maar hoe complex de denklijnen ook mogen zijn, hoe genuanceerd en daarmee ingewikkeld de antwoorden, heldere analyse en klare argumentatie staat voorop. We mijden filosofische geheimtaal en onnodig vakjargon. We vertrekken bij de vragen die iedere lezer zich kan stellen en de morele ervaring die we samen delen.
Onze zoektocht wordt niet alleen gestuurd door concrete morele problemen en de discussies die daarover worden gevoerd op TV, aan de koffietafel of in de krant. Ethiek is meer. Het streeft naar theorievorming. Het tracht te komen tot een kritische toets, systematisering en veralgemenisering van onze morele overtuigingen. Het zoekt naar een dieper begrip en een bredere fundering van de normen en waarden die we hoog houden. Het probeert de grondleggende ideeën te achterhalen waarop onze morele overtuigingen berusten. Wat betekent privacy eigenlijk en waarom zou het belangrijk zijn? Hoe hangt het samen met onze ideeën over een ‘persoonlijke levenssfeer’ en de integriteit en eigenheid van elk individu? Hoe ver reikt de plicht om in ons handelen rekening te houden met het welzijn van anderen? (Wélke anderen precies? En wat is ‘welzijn’?) Waarop berusten onze ideeën over wat rechtvaardig is (in inkomensverdeling of straftoemeting)? Welke rol dient karakter of gezindheid in het morele oordeel te spelen en kunnen we verantwoordelijk gehouden worden voor ons eigen karakter?
In dit boek bieden we een kritische bespreking van de belangrijkste ethische theorieën, maar we vermijden het maken van een keuze voor of tegen een bepaalde theoretische invalshoek, omdat zo’n keuze naar onze overtuiging niet zinvol is. Verschillende theorieën proberen verschillende delen van het morele landschap systematisch in kaart te brengen. Bovendien richten we ons niet alleen op theorieën die de juistheid van individuele handelingen of de waarde van individuele standen van zaken of eigenschappen op het oog hebben. Vaak hangt de beoordeling van een handeling niet alleen af van de keuze die een individu maakt, maar ook (of vooral) van de keuzen die anderen maken of van de institutionele omgeving waarbinnen gehandeld wordt. In dit boek gaan we daarom uitgebreid in op collectieve handelingsproblemen en de rol van conventies en het sociaal contract bij het coördineren van het maatschappelijke verkeer en het ‘binden’ van actoren aan wat zij elkaar verschuldigd zijn. Veel morele vraagstukken hangen daarnaast samen met de juistheid of onjuistheid van collectieve arrangementen, zoals de wijze van verdeling van goederen en posities of de wijze van politieke besluitvorming.
Bij de bespreking van verschillende normatief-ethische theorieën zullen we ook altijd stuiten op metaethische vóórvragen, zoals de vraag of de handelingen en disposities die moreel gesproken van ons gevraagd worden niet essentieel onpartijdig moeten zijn: er is immers geen verschil tussen de morele verplichtingen die we hebben tegenover een wildvreemde en tegenover onze buurman. Moreel gesproken telt het lot van ieder mens even zwaar. Moreel gesproken is er niemand die méér of minder respect verdient. De vraag is dan of de speciale verplichtingen die wij menen te hebben tegenover wie ons nastaan (onze eigen kinderen, onze vrienden) geen enkele morele betekenis dragen. Dat zou raar zijn, want respect, zorg, compassie en een ‘je verplicht weten’ worden juist geboren uit de relaties met hen die er voor ons op speciale wijze toe doen.
Dat brengt ons in dit boek onvermijdelijk op de telkens terugkerende vraag naar de aard van het ‘morele’ en de betekenis van een morele houding en het morele oordeel. Het leidt ons ook tot vragen over het karakter van morele motivaties en de fundering van de morele posities die we innemen. Hoe weten we dat we het moreel gesproken bij het juiste eind hebben en welke rol spelen spontane overtuigingen en emoties bij de fundering van het morele oordeel? We zullen zien dat moraal vaak een kwestie is van grijstinten in plaats van zwart-wit overtuigingen en we zullen zien dat we het heel vaak niet weten en soms zelfs niet kunnen weten. Maar dat ontslaat ons niet van de verplichting om te blijven zoeken, om argumenten te wegen en ons te laten informeren door de theorieën en redeneringen die de academische wijsbegeerte ons aanreikt. Want het morele oordelen is geen lichtzinnige vraag. Het gaat om wezenlijke beslissingen over hoe we met elkaar omgaan en hoe we ons leven en samenleven inrichten. Een morele houding is nooit gratuit. Het raakt aan wie we zijn en wie we moeten zijn. Daarom is wijsgerige ethiek er niet alleen voor studenten en vakmensen in de filosofie. Het is een wijze van systematische reflectie en kritische bevraging waar niemand omheen kan die zichzelf werkelijk serieus neemt.