Gevallen Vogel is het onwaarschijnlijke, maar waargebeurde verhaal van een hoogleraar Ethiek die vanwege een zedendelict in de gevangenis belandt en vijf jaar later door drie aangevers opnieuw, maar valselijk, beschuldigd wordt. Tegelijk is het een openhartig verhaal over filosofie als levensreddende ‘cognitieve therapie’: een manier van denken en begrijpen waardoor je kunt overleven in een ineenstortende wereld. Achter tralies blijken de inzichten van filosofen als Kant, Nietzsche en Lyotard een betekenis te hebben die rijker is dan wat jarenlange wetenschappelijke studie aan het licht brengt.
Auteur: Theo van Willigenburg
Uitgever: Uitgeverij Damon
Voorwoord Gevallen Vogel
Sterk autobiografische boeken melden het vaak in hun inleiding: “Elke overeenkomst met bestaande personen of gebeurtenissen berust op louter toeval.” In dit boek is het omgekeerd. Alles wat ik schrijf kan gedocumenteerd worden aan de hand van proces-verbalen en getuigenissen, al vraagt mijn reconstructie wel om een bepaalde manier van ‘kijken’, zoals ik aan de hand van een passage uit Nietzsche probeer duidelijk te maken. U leest dus non-fictie, al zullen sommige gebeurtenissen verdicht zijn en is veel, heel veel weggelaten. Over het leven in de gevangenis valt van alles te vertellen, maar behalve de absurde, bedreigende en soms komische momenten, levert het weinig sprankelende vertelstof. Het gevangenisleven is te geestdodend en te gevaarlijk om bron te kunnen zijn van boeiende verhalen. En dat is natuurlijk ook precies de bedoeling. Toch hoop ik dat de zure geur van het leven achter tralies en de bitterheid van het bestaan in handen van justitie aan de bladzijden te ruiken en te proeven zal zijn, ook al ben ik zelf allesbehalve zuur of bitter geworden. Het waren verschrikkelijke jaren, zeker toen ik werd beschuldigd van iets wat ik niet heb gedaan, maar ik had die jaren niet willen missen. Ik heb meer geleerd over mijn eigen leven, over maatschappelijke systemen, over de menselijke psyche en zeker over moraal dan toen ik als hoogleraar wijsgerige ethiek de universiteit diende.
Tijdens mijn in dit boek beschreven maatschappelijk val heb ik mij vastgehouden aan het werk van filosofen die ik altijd bewonderde (Kant, Nietzsche, Wittgenstein, Foucault) en ben ik het werk van filosofen die ik ronduit haatte (Agamben, Lyotard) gaan begrijpen en enorm gaan waarderen. De talrijke filosofische stukken in dit boek zijn de vrucht van eindeloos reflecteren achter tralies. In die omstandigheden kregen gedachten en inzichten van grote filosofen een betekenis die mij anders zou zijn ontgaan. De filosofische reflecties die mij door vele grote denkers werden aangereikt vormen de ankerpunten van wat ik ben gaan ervaren als een ‘cognitieve therapie’: een manier van denken en begrijpen die mij heeft geholpen te overleven in een ineenstortende wereld. De filosofie in dit boek is levensfilosofie of levenskunstfilosofie, maar dan bedreven op de rand van de afgrond. Geen biografietje naast een filosofietje, maar filosofie in het zicht van de nederlaag. En juist die meer dan ongemakkelijke context maakt wat ik heb leren inzien zo kostbaar, hoe ontnuchterend mijn ontdekkingen over onze maatschappelijke ordeningsmechanismen en de beperktheid van onze normatieve blik ook mogen zijn.